Ad van Erven – een leven lang SDO’39
Zoals de naam van onze club doet vermoeden, bestaat ‘ons clubke’ sinds 1939. En niet veel later werd Ad van Erven lid van de club. Hij maakte alles binnen de club mee, van jarenlang keepen én voetballen in het eerste, tot bestuursfuncties en zelfs optreden tijdens het wintertoneel ten goede van SDO’39. In gesprek met jubilaris Ad van Erven, inmiddels ruim 70 (!) jaar lid van de club!
Door Nick Dierckx – Op een frisse zaterdagochtend verwelkomt Ad mij bij hem thuis in de Spelthof. De koffie is al gezet, een schaaltje met koekjes staat klaar en daarnaast liggen verschillende archiefstukken. Krantenknipsels, foto’s ‘uit den ouden doosch’, gedichten… alles wat met de club te maken heeft, ligt te pronken op tafel in de huiskamer. Een gesprek over SDO’39 met Ad is een oase van anekdotes. Het precieze wedstrijdverloop van een promotiewedstrijd in Beers, het voetballen in het Nederlands Militair Elftal – alles staat hem nog helder voor de geest.
“Behalve van de jaren in de jeugd. Daar weet ik niet veel meer van,” begint Ad zijn verhaal over zijn voetballoopbaan bij SDO’39. “En hoe ik in de goal ben gekomen, weet ik eigenlijk ook niet precies. Het enige wat ik me kan herinneren, is dat ik in Steensel een keer in de goal belandde. Blijkbaar heb ik daar zó goed staan keepen, dat Cor van de Voort tegen mij zei: ‘daar moet je iets mee doen!’”
Het keepen leerde hij zichzelf aan. Van tutorials op TikTok of Youtube was in de jaren ’50 en ’60 natuurlijk nog geen sprake. “Ik heb het mijzelf aangeleerd. Dat heb ik gedaan door een tennisbal tegen de muur aan te gooien en weer op te vangen. En later werd dat met een voetbal tegen de muur schieten en zelf weer tegenhouden. Van verder weg, en dan weer dichterbij. Zo heb ik mijn eigen reactievermogen ontwikkeld.”
Leren van de beste
Terwijl ik probeer om de voetbalcarrière van Ad in chronologische volgorde af te gaan, maakt Ad zelf nogal eens een zijstapje. Zo komt al snel zijn diensttijd naar boven, waar hij – oh, wat was die diensttijd toch zwaar vroeger – acht maanden lang ‘niet veel meer deed dan voetballen’. En dat deed Ad daar niet met de minste.. “Ik heb bij het Nederlands Militair Elftal gezeten, maar heb daar maar twee halve wedstrijdjes kunnen keepen. Pim Doesburg (doelman van Sparta en PSV, meeste wedstrijden in de Eredivisie ooit, ND.) was daar de eerste keeper destijds. Dan snap je misschien wel waarom ik niet zoveel mocht keepen, maar leuk was het zeker! Jan Zwartkruis (oud-bondscoach van het Nederlands elftal, ND.) was de trainer daar.”
Tijdens zijn eerste jaar in het eerste elftal was hij slechts 16 jaar. Aan het einde van het seizoen speelden ze een beslissingswedstrijd in Hoogeloon, weet Ad nog goed uit het geheugen op te rakelen. “In die tijd speelde SDO nog onder de Brabantse Bond, wat naderhand bij de KNVB is gegaan. Ik speelde die beslissingswedstrijd tegen degradatie tegen Steensel en we verloren met 6-1. Het probleem was dat ik een paar dagen ervoor met de buks bezig was. Ik pakte recht in de trekker en ik schoot in mijn teen. Het is voor de wedstrijd tegen de scheidsrechter gezegd en ik had het idee dat hij mij wel een beetje beschermde die middag, haha! Na de wedstrijd kwam de scheids naar mij toe en zei: ‘keeper, jij moet als de sodemieter naar een andere club toe!’ Ik was toen pas 16 jaar.”
Niet veel later klopte de eerste club aan voor Ad. “Longa. Een club uit Tilburg die toen nog betaald voetbal speelde, en ook Willem II is nog langs geweest. Ik was maar een verlegen ‘manneke’ en had er zelf geen zeggenschap in. Vanuit thuis hebben ze het altijd tegengehouden. Het betaald voetbal stond toen ook nog in de kinderschoenen. Als ik in deze tijd had gevoetbald, was het misschien wel anders geweest… maar ik zou toen vier keer in de week bij Longa hebben moeten gaan trainen voor een kleine vergoeding. Het doel van de club was natuurlijk om mij uiteindelijk weer voor meer geld door te verkopen.”
Of Ad ooit spijt heeft gehad dat hij de stap naar het betaald voetbal – ondanks dat het toen nog allemaal nieuw was – niet heeft gemaakt? “Natuurlijk heb ik er naderhand wel eens spijt van gehad. Maar zoals gezegd: van huis uit is het altijd tegengehouden. Ik had in die tijd ook wel schrik. Ik kwam uit een klein dorpje en was bijna nooit ergens anders geweest. De tijden zijn wat dat betreft ook veel veranderd.”
Uiteindelijk bleef Ad ‘gewoon’ bij SDO’39 voetballen en ondanks het korte, verplichte uitstapje naar het Nederlands Militair Elftal, speelt hij uiteindelijk meer dan 500 wedstrijden in het eerste. “Ik heb van mijn zestiende tot ongeveer mijn 24ste in het eerste gekeept en ben daarna gaan voetballen, waarbij ik altijd ‘midhalf’ speelde in een soort 3-4-3 systeem van vroeger in een team met onder anderen Harrie Hellegers, Jos de Bruijn, Jan Panken en Pierre Geven.”
“Pierre Geven is de beste voetballer die wij ooit hebben gehad,” claimt Ad. “Hij kwam uit Budel maar werkte hier op het gemeentehuis. Bij het hoogtepunt dat wij als team hebben gehad, dat moet in het seizoen 1973 zijn geweest, werden we kampioen. Toen speelde je voor het kampioenschap nog beslissingswedstrijden. Wij speelden tegen Esbeek, bij Beerse Boys. Bij de eerste wedstrijd stond zo’n duizend man langs de kant. We stonden met 2-0 achter en dat was deels mijn schuld. De scheidsrechter kwam uit Hilvarenbeek en toen wij een penalty tegen kregen, riep ik: ‘Esbeeksgezinde!’ Dat viel niet goed bij hem en dus moet ik eraf.”
“Met nog zo’n tien minuten te gaan was het nog altijd 2-0 voor Esbeek, maar Pierre Geven maakte in de laatste tien minuten twee goals, waardoor het 2-2 was. Geen penalty’s of shoot-out in die tijd, maar gewoon een nieuwe wedstrijd. Dus een week later stonden we wederom in Beers, maar dit keer met zo’n 2500 man langs de kant! Gelukkig wonnen we met 2-0 en zo werden we kampioen.”
Het is één van de hoogtepunten die Ad meemaakte in het eerste van SDO’39. Ook vertelt hij languit over een met 4-1 gewonnen promotiewedstrijd in Hilvarenbeek tegen Beerse Boys en een wedstrijd tegen EVV, die hij moest missen vanwege een blessure. Het is onvoorstelbaar hoe goed Ad de wedstrijden nog weet te herinneren, ondanks dat het ruim vijftig jaar geleden is.
Ondanks de prachtige herinneringen met het eerste elftal en de vele wedstrijden die hij heeft gespeeld en gekeept, eindigt zijn spelerscarrière in mineur. “Ik ben twee keer geopereerd aan mijn meniscus, waardoor ik eerder heb moeten stoppen met voetballen. Ik denk dat ik 33 of 34 was…”
In het bestuur
Buiten het voetballen zelf, vervulde Ad van 1962 tot 1978 een rol in het bestuur van SDO’39. Daarna blijft hij vooral als supporter en medewerker van de VUT-club verbonden aan de club. “Ik ga nu alleen nog maar naar thuiswedstrijden, maar toen gingen we altijd ook mee naar de uitwedstrijden. En als er iets te doen was op het sportpark, dan hielp ik mee. Tegenwoordig ben ik nog wel eens betrokken als er aan het begin van het seizoen wat op orde gebracht moet worden, maar met mijn 80 jaar onderhand, is de gezondheid ook belangrijk.”
En net als ik denk dat we in een notendop de jaren van Ad bij SDO’39 hebben doorgenomen, komt hij met een opzienbarende anekdote op de proppen. “Wat ik ook nog voor SDO heb gedaan om wat centen bij elkaar te sparen, is het toneel. We speelden in de oude Ster, wat toen het Bondsgebouw heette. Iedere winterperiode speelden wij een toneelstuk, waarin ik meedeed voor zowel de voetbalclubs als de fanfare. Doorgaans speelden we dan drie of vier keer de voorstelling en de entree werd verdeeld. Dat heb ik toch zo’n zeven à acht jaar gedaan. Jan Panken, maar die zul jij niet kennen (een zin die veel genoemd is tijdens het gesprek, raden jullie al… ND.), was altijd de regisseur van het stuk. Dat zijn de mooie dingen.”
Zoals Ad zelf aangaf, is hij de laatste jaren alleen nog maar op zondagmiddag bij wedstrijden van het eerste te vinden als supporter. Met een vast clubje, met onder anderen Piet Roest, Harrie Hellegers, Jack ‘Puy’ en Annet Broeckx. Een van zijn laatste wapenfeiten bij SDO’39 is vooral van culturele aard geweest: onder meer door zijn aanjagen is het clublied nieuw leven ingeblazen, waardoor de mars voorafgaand aan wedstrijden wordt gedraaid. Ad zelf heeft in de kantine meermaals het clublied vertolkt.
Als ik een rits foto’s van vroeger voor mijn neus krijg geduwd en deze rustig doorneem, net als wat krantenknipsels die Ad heeft gekopieerd zodat ik ze mee naar huis kan nemen, spreekt Ad zijn laatste woorden van ons interview: “SDO’39 zit voor altijd in mijn hart.”